Thøger Larsen (1875-1928)

portret thøger larsen, ca. 1925-28. fotograaf onbekend

















SEPTEMBERNACHT

Vriendelijk maar onzalig
slentert een septembermiddernacht
op haar gemak de maan.
Storm verwart het duister.

In de verlaten kamer
lig ik alleen,
klaarwakker op mijn rustbank.
Om mij heen het duister, vol van leven.

Over tafel, muren
over ’t vlak van vloer
ligt ’t matte, stille vagevuur
van mane-ruiten.

Het maanlicht leeft,
verbrande dromen zijn het,
laaien wat op en zakken in,
zakken wat in en laaien op.

Nu eens schijnt me tegen
’t maanmessing van de lamp, 
dan weer dempt ’n wolk
voor de maan de messingglans.

In de haag om ’t huis
kreunt en jammert
met zijn hese takkenbos
de vlier, als handenwringend.

Langs de hemel ijlen
de najaarswolken,
onthutste vlucht van eilanden
naar een andere wereld onderweg. 

De rozentakken langs de muur
kloppen op mijn raam,
de rozen van de zomernacht
zijn afgevallen, vrees bekruipt de tak.

De angsten van de nacht en ’t mooie
onderwereldse gejammerklaag,
de maan en haar nazomervuur, 
ze bevangen heel mijn wezen.

Storm vult de lucht,
tot huiver van de vlakten van de nacht,
maaiend gaat de wind met zijn
maanbeschenen zeisen.

Oogst is gedaan, en bladval
komt, nacht en bladval,
maneschijn en bladval,
weeklacht, smart en bladval komen.

En ik lig eenzaam,
wakker op mijn divan,
net nog was alles jeugd 
en spel en lichte nachten.

Heeft nu de wereld
afgesloten ’s levens lichte zalen?
Kom! O, kom terug,
koekoeken, nachtegalen!


Uit Limfjords-Sange. København : Gyldendal, 1925
Portret: Thøger Larsen omstreeks 1925-28. Kopie uit boek, fotograaf onbekend. Lemvigegnens Lokalhistoriske Arkiv (Lemvig Bibliotek). 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten