Lene Malmstrøm (1953)


 















ZAALRONDE


Hier is het hoogtepunt
een nieuwe dag, weg is de oude.

De patiënten verwachten
dat er iets gebeuren gaat
ze kijken naar de dokter
naar zijn ronde gezicht
dat vol beslissingen zit.
Ze rekenen erop
dat hij iets besloten heeft
over hun leven.

Terwijl de dokter in de status kijkt
houdt iedereen
zijn adem in;
de verpleegster staat
met ’n ondoorgrondelijk gezicht
op de achtergrond
en in het hele gebouw
kan je een speld horen vallen.

Maar geen veroordelingen
en geen vrijspraken vandaag;
de dokter is een en al trekpop-grimas
hij stelt vast
dat het waarachtig wel los zal lopen
echt niks om ons zorgen over te maken
we kijken het nog maar eventjes rustig aan.

 

Lene Malmstrøm (1953) is dichter en werkt in/publiceert over de gezondheidszorg. ‘Zaalronde’ is afkomstig uit de bundel ziekenhuisgedichten Hegn : hospitalsdigte. København, 1978. Zelf schrijft ze erover: “Alle gedichten zijn gebaseerd op wat ik meegemaakt heb bij het dagelijkse werk op verschillende afdelingen in mijn eerste twee jaar als leerling-verpleegkundige.” Malmstrøm geeft zeer invoelend het woord aan leerlingen, verplegenden, artsen en patiënten; hun gevoelens en onderlinge machtsverhoudingen.

Vertaald met vriendelijke toestemming van Lene Malmstrøm. Copyright Dutch translation © 2023 by Willem M. Ouwerkerk
  

Inger Ravn (1970)













Mijn borsten gaan in de weg zitten
Ze bewegen zich voor me uit als twee ballonnen
die continu opgeblazen worden, ze zwellen en zwellen

m’n gezicht

kunnen de mensen al niet meer zien,

mijn ogen zijn achter de ballonnen verdwenen, de mensen 
ergeren zich eraan, proberen

ze lek te steken, ze denken er niet bij na

ze beseffen niet meer dat het huid is,
   
Strakgespannen huid,

Onder de huid levend weefsel

Vol zenuwvezels 

Bloed

Tederheid

Gevoeligheid

Het lijken gewoon ballonnen ze lijken op iets uit een stripverhaal.

Mijn borsten komen tussen mij en de wereld in te staan
je zou haast denken
die is één en al

Borst

daarom hou ik tegenwoordig 

altijd maar mijn jasje aan

in de les en overal eigenlijk

voor de klas denk ik

als ik de meisjes met hun jas aan op

de achterste rij zie zitten 

hun blik gericht op 

het tafelblad

“Nee hè, jij ook al?”

maar zeggen doe ik nooit iets.

Inger Tejlgaard Olesen Ravn studeerde literatuurwetenschap en Engels, en doceert aan Thisted Gymnasium. Meer poëzie (en ook beeldend werk) op haar Instagram-account @inger_ravn.
Oorspr. Deense versie gepubl. op Instagram 28 mei 2022; vertaald naar een licht gewijzigde versie daarvan. Met dank aan Inger Ravn. 
Copyright Dutch translation © 2022 by Willem M. Ouwerkerk

Signe Gjessing (1992)

 

1

De wereld kijkt om zich heen,

ontstaat dan, mooi.


1.01

Hier is de wereld.


1.011

De werkelijkheid

glipt er hier even tussen-

door.


1.0111

De mogelijkheden ont-

dekken de kortere weg naar

de werkelijkheid: De wereld

ontstaat.


1.1

De wereld is alles wat

evident is.


1.11

De wereld wordt verwacht door

het zijn, dat is alles.


1.12

Het zijn belooft de

mogelijke werelden te

veel: De wereld.


1.121

De rozen zijn misschien

wat te chique vergeleken

met de sterren.


1.1211

Rozensterren?

De sterren moeten er eens

een nachtje over slapen.


1.2

Een wereld leidt tot

onrust.


1.3

Je moet de wereld zien als

een schatting.


1.31

Het universum houdt

er niet van zich al te stevig

te universaliseren,

’s zomers uni-

versaliseert het zich

heel losjes.


1.311

Een universum doet

aan een kans den-

ken wanneer het zijn con-

centratievermogen verliest.


1.312

Er is niet zo veel

zijde nodig voor

een heruniversalisatie.


1.4

Het gevoel

in de wereld te zijn kun

je aanvullen met enig

zijn, desgewenst.


Uit Tractatus Philosophico-Poeticus. 2. udg. København: Vandkunsten, 2020 (1e dr.: 2019). Deze bundel is ook in het Engels verschenen (Lolli Editions, 2022), zie beschrijving en recensiecitaten.

Vertaald met vriendelijke toestemming van de auteur. Meer over Signe Gjessing (Dichters in de Prinsentuin 2022) 
Copyright Dutch translation © 2022 by Willem M. Ouwerkerk
Foto Hreinn Gudlausson: Signe Gjessing @ Vinterjazzfestival Aarhus 2016. Creative Commons CC-BY-SA-4.0

Lars-Emil Foder (1980)


 

















LEES

In den beginne was
het woord, en het woord
was lees



PAPIER

Een vel papier heeft 3 kanten:
een voorkant, een achterkant en een binnenkant
waar dieren kunnen spreken



DE SENTIMENTELE EIK

Een oude eik loopt een bar binnen
en bestelt een regenbui. “Helaas
geen druppel meer in huis,” verklaart de barman,
“maar misschien kan ik u dienen met een Zweeds
bosmeertje waarin een jong stelletje aan het naaktzwemmen is?” 
“Zijn ze verliefd?” vraagt de eikeboom.
“Moeilijk te zeggen.” De barman neemt die naakte
mensen eens wat beter op.
“Zij is verliefd, geloof ik. Maar hij heeft net een lange relatie achter de rug en is nog steeds wat bitter.”
“Doet u er dan flink wat maanlicht bij.”
“Meneer lust ze wel zo te horen. Zal ik er dan 
geen scheutje nachtegaal bijdoen?”
“Dolgraag! Als u er maar voor zorgt dat het de Zuid-Jutse nachtegaal is
die oproept tot de min, en niet die saaimans uit Lolland
die ze thuis naar bed wil hebben en
morgen vroeg weer op.”














Uit Fabelagtigheder (2018). Valby: Ekbátana. 2. opl. 2019
Portretfoto auteur: privé-archief.
Vertaald met vriendelijke toestemming van Lars-Emil Foder.
Copyright Dutch translation © 2022 by Willem M. Ouwerkerk 

Thøger Larsen (1875-1928)

portret thøger larsen, ca. 1925-28. fotograaf onbekend

















SEPTEMBERNACHT

Vriendelijk maar onzalig
slentert een septembermiddernacht
op haar gemak de maan.
Storm verwart het duister.

In de verlaten kamer
lig ik alleen,
klaarwakker op mijn rustbank.
Om mij heen het duister, vol van leven.

Over tafel, muren
over ’t vlak van vloer
ligt ’t matte, stille vagevuur
van mane-ruiten.

Het maanlicht leeft,
verbrande dromen zijn het,
laaien wat op en zakken in,
zakken wat in en laaien op.

Nu eens schijnt me tegen
’t maanmessing van de lamp, 
dan weer dempt ’n wolk
voor de maan de messingglans.

In de haag om ’t huis
kreunt en jammert
met zijn hese takkenbos
de vlier, als handenwringend.

Langs de hemel ijlen
de najaarswolken,
onthutste vlucht van eilanden
naar een andere wereld onderweg. 

De rozentakken langs de muur
kloppen op mijn raam,
de rozen van de zomernacht
zijn afgevallen, vrees bekruipt de tak.

De angsten van de nacht en ’t mooie
onderwereldse gejammerklaag,
de maan en haar nazomervuur, 
ze bevangen heel mijn wezen.

Storm vult de lucht,
tot huiver van de vlakten van de nacht,
maaiend gaat de wind met zijn
maanbeschenen zeisen.

Oogst is gedaan, en bladval
komt, nacht en bladval,
maneschijn en bladval,
weeklacht, smart en bladval komen.

En ik lig eenzaam,
wakker op mijn divan,
net nog was alles jeugd 
en spel en lichte nachten.

Heeft nu de wereld
afgesloten ’s levens lichte zalen?
Kom! O, kom terug,
koekoeken, nachtegalen!


Uit Limfjords-Sange. København : Gyldendal, 1925
Portret: Thøger Larsen omstreeks 1925-28. Kopie uit boek, fotograaf onbekend. Lemvigegnens Lokalhistoriske Arkiv (Lemvig Bibliotek). 

Hulda Lütken (1896-1946)

 

DE MAANMOEDER

Als kind had ik op ’n nacht een wonderlijk visioen:
Ik werd wakker.
Het was licht in de kamer.
De maan scheen...

Opeens ontwaarde ik mijn moeder:
Ze stond midden in de kamer,
met haar gezicht naar ’t raam.
Ze was in haar oude grijze, dagelijkse jurk,
die ze toen ik kind was droeg.

Haar gestalte leek overweldigend;
haar hoofd torende naar de zoldering.
Ze stond onbeweeglijk,
als een standbeeld van moederlijkheid ─ 
als het beeld zelf 
van de eeuwige moeder.

Toen, plotseling, zag ik
dat ze haar armen ophief tot boven haar hoofd ─
als riep ze ’n onzichtbare macht aan.
En toen goot de maan
een stroom van licht door ’t raam naar binnen.
Die viel op haar,
als ’n vloed van zilver.

Ze bleef een oogwenk
onbeweeglijk staan
in ’t maanbad,
haar armen hoog boven het hoofd ─
die onzichtbare machten aanroepend,
zilverlichtend,
onvergetelijk ─ 
als een standbeeld van zilver ─
een lichtende maanmoeder.

Toen was ze weg ─
leeg was ’t weer in de kamer.
Ik vloog op en holde naar m’n moeders bed:
Ik zag haar vaag in ’t schijnsel van de maan:
Ze sliep vast.
Haar borst ging op en neer
in een geruste slaap.
Geen spoor van onrust in haar ademen verried
dat deze nacht haar ziel 
op haar oneindige omzwervingen was geweest ─
de eeuwige God aanroepend:

Geheim heeft God onze ziel geschapen,
ons lichaam kan zo rustig blijven ademhalen.














Uit Klode i Drift. København : Gyldendal, 1941

Tove Ditlevsen (1917-1976)


HET BEDROG

Ongeschikt om te voldoen
aan ’n hele rits duistere verwachtingen
die mijn aanblik dagelijks bij je wekt,
ben ik tot ’n onuitputtelijke bron
verworden van jouw bittere razernij.

Ja, echt bedrogen ben je.
Want ik ben en blijf een vreemde,
een die jou niet aangaat, die je rust verstoort.
Alleen, dat ben ik altijd al geweest, 
’k ben niet - zoals jij denkt -
veranderd, of ’t moest door de jaren komen,
door ervaring, kennis en misschien
iets meer van onwil om
te lijken op die vrouw uit je verbeelding.

Voor vrouwen in het makkelijker. We zijn 
wat minder teleur te stellen, niet zo gauw ook.
Jouw vreemdheid is duidelijk. Ik zie: 
je bent jezelf. Maar ben al evenmin
als jij tot die grote liefde in staat:
anders houden van eigenschappen
dan die we elkaar voorlogen.

Daar staan we dan. Twee mensen. Alleen.
Maar een beweging even onbewust
als van een bloem die zachtjes naar de zon toedraait
maakt mijn gezicht soms weerloos
en wekt jouw oude, razende verwachtingen weer op.

Je omarmt me. Opnieuw in je armen houd je haar
die nooit voor een ander heeft bestaan.
’k Verzet me en verlaat gelijkertijd mezelf,
vernederd, bevangen door een sleetse tederheid
voor degene die jij denk ik niet meer bent.



Uit Den hemmelige rude. København : Hasselbalch, 1961 
(Omslagill. Ib Spang Olsen)
Courtesy Gyldendal Group Agency, København 
Copyright Dutch translation © 2021 by Willem M. Ouwerkerk
Illustratie: ‘Tove D. warholized’, by Willem M. Ouwerkerk, 2021 

Tove Ditlevsen (1917-1976)

click to enlarge

DE EEUWIGE DRIE

Twee mannen zijn er op aarde
die ik steeds maar weer tegenkom,
de een is degene van wie ik hou,
nummer twee houdt van mij, andersom.

De ene huist in mijn duister gemoed
en toont zich in nachtelijke dromen,
de ander staat aan de deur van mijn hart,
nooit laat ik hem binnenkomen.

De een schonk mij een lentevlaag
van geluk, ’t ging voorbij, voorbij, al te vlug,
de ander gaf me zijn hele leven,
geen uur kreeg hij ooit ervoor terug.

De een doet het lied van het bloed 
in zuiver en vrij minnespel bruisend klinken,
de ander verglijdt met de trieste dag,
waarin de dromen verdrinken.

Iedere vrouw staat in tussen die twee,
verliefd, bemind en rein  
misschien eens in de honderd jaar komt ’t voor   
dat ze samensmelten tot één.

















Uit Lille verden. København : Athenæum, 1942
Courtesy Gyldendal Group Agency, København 
Copyright Dutch translation © 2021 by Willem M. Ouwerkerk
Illustratie: ‘Tove D. anno 1942’. Mixed media. By Willem M. Ouwerkerk, 2021 
Video: Tove Ditlevsen leest ‘De eeuwige drie’ (De evige tre). Deens


Tove Ditlevsen beleeft momenteel een internationale revival; ook in Nederland staat haar werk volop in de belangstelling, zie de onlangs verschenen vertalingen van haar Kopenhagen-trilogie. Lees uitgebreid over haar werk en veelbewogen leven in Wikipedia (Ned. versie bezocht op 5 april 2021).

Hulda Lütken (1896-1946)

 


Wat heb je met je blauwe blik gedaan?

Wat heb je met je blauwe blik gedaan ?
Ooit waren je ogen als de hemel.
Nu zijn je ogen een en al grauwe onverschilligheid
als ze me aankijken.
En je handen liggen onbeweeglijk op tafel.
Jouw sex is oud.
Ikzelf ben oud.
Maar mijn hart siddert van jeugd.
Maar mijn hart dat zie je niet.
Jij kan m’n hart niet zien
met je onverschillige ogen.



Vertaald naar het origineel zoals voorkomend in Elskovs Rose. København : Gyldendal, 1934

Hulda Lütken is geboren en getogen in het noorden van Jutland. Ze publiceerde tussen 1927 en 1938 vijf dichtbundels. Haar intense, onomwonden stijl steekt soms, zoals wel is opgemerkt, het papier in brand...

Portret door onbekende fotograaf. Eventuele rechthebbenden worden uitgenodigd zich te melden. 
Copyright Dutch translation © 2021 by Willem M. Ouwerkerk. All rights reserved.

Søren R. Fauth (1971)

portret søren r. fauth, deens dichter













Ik was alleen in het Picassomuseum in Málaga vandaag
ook ík geloof dat alles onbekend en vijandig is
ik had eigenlijk verder willen zijn
het plan was: eerst Picasso     dan Ronda
maar het regende in Ronda
het regende dat het goot vandaag in Ronda van ’s morgens vroeg 
                                                                           [tot ’s avonds laat
op meerdere plaatsen aardverschuivingen in het zuidelijk deel van Spanje
ik ben er allang achter dat ik Ronda nooit zal bezoeken
dat Ronda een droom is.

*

Rilke ging erheen in 1912
op dat moment was hij wanhopig
hij kon niet meer schrijven
was vastgelopen met zijn Duineser Elegien
had Parijs verlaten en doolde van hot naar haar om te proberen
                                                         zijn inspiratie te herwinnen
ik heb Ronda niet nodig 
misschien kan ik de stad een andere keer nog eens bezoeken
misschien ook nooit
het is al genoeg geweest mijn masker af te werpen.

Laten we maar zeggen
dat het donker mijn Ronda is
dat het licht mijn Ronda is
dat al wat was en niet meer zijn zal
mijn Ronda is.

In het Picassomuseum in Málaga
de vrouwenportretten brengen me compleet van mijn stuk
ik vergeet mezelf helemaal
sta eindeloos te kijken naar de zittende Jacqueline
(La Californie     Côte d’Azur 1954)
zo ver van de natuur
zo oneindig waarheidsgetrouw.

Kijk naar jezelf in de spiegel
kijk je duisternis in
kijk naar je ene oog
kijk naar het andere
wat is een gezicht eigenlijk 
alles welbeschouwd?
Wat is de voorkant?
Wat is de achterkant - en wat doen we met de rest?
De confrontatie met Picasso heeft me vroeger nooit zo aangegrepen
maar ik heb Picasso dan ook nooit begrepen
nu pas besef ik
dat hij míj          geschilderd heeft
dat hij jóu          geschilderd heeft
alles wat Picasso schildert
is oorlog
is liefde. 

Zit als versteend in Málaga in een café in een steegje
zit als versteend in Málaga met Moloch in Verdun
zit als versteend in Málaga met Moloch in Guernica
en begrijp
dat Picasso’s vrouwenportretten oorlog zijn
dat ze liefde zijn
zit alleen in Málaga en probeer uit alle macht de wereldelementen
                                                               de een of andere betekenis
                                                                                    te ontfutselen

maar het enige
waar ik toe bij machte ben
is te verlangen naar wat nooit meer zijn zal.

“24 POSTCARDS IN FULL COLOUR” van Max Richter!
                                                                                           

Uit Moloch : en fortælling om mit raseri : digt. København : Forlaget Vandkunsten, 2020  

Søren R. Fauth is germanist (diss. over Schopenhauer-receptie bij Wilh. Raabe; universitair hoofddocent Aarhus Universitet), en dichter en vertaler (o.a. Habermas, Schopenhauer en Thomas Bernhard). Fauth’s literaire oeuvre beweegt zich rond fietsen, eenzaamheid, angst, depressie, haat, woede, jaloezie en liefde. Terugkerende motieven zijn bovendien de tijd en de dood, en met name in de beschouwingen over die laatste laat zich Fauth’s verwantschap met Schopenhauer duidelijk bespeuren. In Moloch : en fortælling om mit raseri verwerkt Fauth de razernij die hem beheerste nadat zijn levensgezellin hem verlaten had. Het boek is éen lang gedicht en eindigt: en op een goeie dag / jaren later / is ook dit voorbij // zoals al de rest.
 
Vertaald met vriendelijke toestemming van Søren R. Fauth. This translation courtesy Søren R. FauthCopyright Dutch translation © 2021 by Willem M. Ouwerkerk. All rights reserved.

Jens August Schade (1903-1978)

foto willem m. ouwerkerk



















SNEEUW

Asjemenou, tóch sneeuw gekregen,
en ik dacht nog wel dat we geen sneeuw krijgen zouden,
en ’t ziet er nou echt naar uit dat we een flink pak sneeuw krijgen,
en niet altijd en eeuwig aan sneeuw lopen te denken, en hij kómt niet.

Ook de lucht heeft sneeuw in zich, 
die is als het ware geladen met sneeuw,
misschien is er ergens ver weg dichte sneeuwval
die je om zo te zeggen voelt vanbinnen
zonder dat je er direct van weet,
maar die eraan komt, zodat je ’t zien kan.

De hele tijd hoopte ik al op sneeuw,
echt leuk dat-ie gekomen is.
Ja, daar ligt-ie dan - 
moet je zien zo wit, 
jemig de pemig wat ben ik er blij mee,
de hele tijd had ik al zo’n idee dat-ie komen zou.

En dan ligt-ie daar zomaar ineens -
echt leuk dat-ie om zo te zeggen komt
zonder dat je er ook maar íets voor hoeft te doen,
ik heb ’m niet uit de lucht geplukt,
’t is zeg maar helemaal vanzelf gekomen.












Uit Kællingedigte eller Lykkelig Kærlighed. København : Thaning & Appel, 1944. Nieuwste ed., alleen als e-boek: København : Gyldendal, 2017 (afb. boven) 

Schade - hij debuteerde in 1926 - was een modernistisch dichter van wereldklasse; hij is in het verleden in een aantal talen vertaald (in 1985 verscheen nog een ruime keuze in het Engels), maar naar mijn beste weten nog nooit in het Nederlands. De bloemlezing vertaalde Deense poëzie Een maan door het koren uit 2000 heeft hem niet meegenomen. Schade werd bekend door zijn dichter-bohemienachtige persoonlijkheid en zijn erotische verzen in Kællingedigtedie destijds veel opzien (zowel ergernis als verrukking) baarden. Zijn erotiek is altijd verbonden met het kosmische. Hij had een periode een verhouding met Bodil Bech, zie haar gedichten elders in deze blog.
Het gedicht Sneeuw is door dichter en bloemlezer Thorkild Bjørnvig (1918-2004) door zijn alledaagse manier van spreken, alsof het een innerlijke monoloog betreft, een volstrekt geniale kunstgreep genoemd om de lezer bij dit ‘gesprek’ en in de vreugde van het lyrisch ik te betrekken. Het is van een naïeve grondigheid die Bjørnvig doet denken aan de weinige momenten waarop Charlie Brown, de nogal zwaarmoedige held van de comic strip Peanuts, zich aan een totale vreugde overgeeft. Bjørnvig danst mee. - Zie Dansk Lyrik : anden Del / udg. med efterskrift af Thorkild Bjørnvig. 3. opl. København : Gyldendal, 1981 (Gyldendals bibliotek, 50), p. 450-451

Vertaald met vriendelijke toestemming van de erven Schade. This translation courtesy the Schade heirs. Nederlandse vertaling © 2021 by Willem M. Ouwerkerk, alle rechten voorbehouden.



Anoniem

 


















’t Paard is groen in regenweer
en geel in sneeuwweer
en blauw in zomerweer
en dan kan die niet meer.




Uit Hesten er grønn i regnvær [1966], gebaseerd op een poëzieproject van leerlingen (leeftijd 7 - 14 jaar) van Den lille skole in Bagsværd (Gladsaxe). Met een voorwoord van psycholoog en kinderboekenauteur Jens ‘Palle alene i verden’ Sigsgaard (1910-1991); de illustraties (linoleumsneden) kwamen tot stand onder het toeziend oog van (trollen)schilder en graficus Herman Stilling (1925-1996).   

J.P. Jacobsen (1847-1885)












HET LIED VAN DE WOUDDUIF
(uit de Gurreliederen)

Duiven van Gurre, verdriet bedrukt me. 

Kom samen in de vlucht.

Kom hier, luister!

Tove is dood, duister zijn haar ogen.

Haar ogen, het licht van de koning.

Stil is haar hart, dat van de koning klopt wild,

dood en toch wild.

Vreemd als een boot op de golven

als degeen voor wie zich de planken omarmend kromden

- de stuurman - dood is, gehuld in het zeewier.

Niemand stuurt een bericht,

onbegaanbaar de weg.

Als twee stromen waren hun gedachten,

stromen die samen optrokken.

Waar stromen nu Toves gedachten?

In vreemde kronkels denkt de koning

zoekend naar Toves gedachten, vindt ze niet.

Ver weg vloog ik, verdriet benam me, heel veel zag ik.

Ik zag de kist op koninklijke schouders.

Henning (1) ondersteunde.

De nacht was donker, een enkele fakkel

verlichtte het pad.

De koningin droeg die, hoog op de trans,

trillend van wraakzucht.

Tranen die ze niet wilde huilen

blonken in haar ogen.

Ver weg vloog ik, verdriet benam me, heel veel zag ik.

Ik zag de koning in boerenkleren

rijden met de kist.

Het ros, dat hem naar zijn zeges droeg,

moest trekken.

Woest keken ’s konings ogen,

zochten een blik.

Stil luisterde ’s konings hart

naar een woord.

Henning richtte een woord tot de koning,

oog en hart zochten iets anders.

De koning opende Toves kist,

starend en luisterend met smekende lippen.

Tove zwijgt.

Ver weg vloog ik, verdriet benam me, heel veel zag ik.

De monnik wilde trekken aan het touw,

de zon uitluiden.

Hij keek naar de koetsier,

verdriet sprak tot hem.

De zon zonk bij de klank die luidt

voor de aardse doden.

Ver weg vloog ik, verdriet benam me, ook de dood.

Helvigs (2) valk

in ’t koninklijk hof

doodde Gurres duif.


(1) Henning Podefod, 1e adviseur en plaatsvervanger van Valdemar IV
(2) Helvig van Slesvig, echtgenote van Valdemar IV


VALDEMAR


Here, weet je wat je deed

toen je Tove van me wegnam?

Weet je dat het mijn liefste

plek was waar je mij vandaan joeg?

Here, word je nu niet rood van schaamte?

Ze was voor d’arme man het enige lam.


Here, ik ben ook een heerser.

Ik heb geleerd hier op mijn troon

dat je van je onderdanen

niet het laatste zonlicht wegneemt.

Heer, je bent op de verkeerde weg.

Zo breek je wel, maar heers je niet.


Heer, je engelenscharen

vullen je oren met lofgezang.

Je hebt geen vriend die tegenspreekt

als tegenspraak van nut zijn kan.

Ach, en niemand is altijd klaar.

Here, laat me daarom zijn je nar. 

 


Vertaling: Jan Baptist naar de Deense tekst in Arkiv for Dansk Literatur (deze link werkt niet in alle browsers). Het volledige dichtwerk van J.P. Jacobsen in de vertaling van Jan Baptist is in 2019 verschenen onder de titel Gurreliederen en Arabesken

J.P. Jacobsen’s roem berust vooral op zijn prozawerken, zoals Fru Marie Grubbe en Niels Lyhne en novellen als Mogens en Pesten i Bergamo. Toch was hij ook, in de treffende woorden van A. Bolckmans, een “melodieus impressionistisch dichter van stemmingspoëzie”. De Gurreliederen (Deens: Gurresange) baseren zich op de legende van koning Valdemar en zijn geliefde Tove, die door zijn echtgenote Helvig wreed wordt vermoord. De liederen kregen grote bekendheid door de cantate Gurre-Lieder van Arnold Schönberg (première 1913), die gebruikmaakte van de Duitse vertaling van Robert Franz Arnold. De onopgesmukte, geconcentreerde stijl doet mij denken aan de zwart-wit tekeningen van middeleeuwse taferelen in de verhalen van Bruintje Beer (Rupert Bear) door Mary Tourtel.

Hier een uitvoering van het Lied van de woudduif (Duitse tekst van Robert Franz Arnold met Engelse ondertiteling) door mezzo-sopraan Karen Cargill en het London Symphony Orchestra o.l.v. Sir Simon Rattle. Ik kan het niet helpen maar mevrouw heeft wel iets van een woudduif. Bij platenlabel Brilliant Classics is een te downloaden booklet te vinden met de volledige vertaling van Arnold en een (anonieme) Engelse vertaling.

Portret auteur naar een schilderij van Ernst Josephson in Frederiksborg Nationalhistorisk Museum, Hillerød (detail).

Nogmaals Bodil Bech



IN DE TRAM

Hoe komt het toch dat ik me zo gelukkig voel?
Het is als woonden er twee vogels
achter mijn gespannen borsten —
gouden gelukzaligheid rijst en daalt
bij elke ademhaling —
haast pijn doet dit tere sidderen —
mijn voeten hebben zin om los te komen van de aarde,
mijn armen willen ten hemel roeien.
 
Als je het zo beschouwt ben ik
geen gewone mevrouw —

Of misschien ben ik wel
heel gewoon —
want zit ik hier niet
in de tram
en betaal de conducteur
en zit rustig en profil
naar het raam gekeerd?

Misschien zijn er wel meer vrouwen
die ook met een rustig profiel
naar het raam toe zitten
en net zo in-gelukkig zijn als ik.
Zitten we allemaal
met vogels achter onze borsten
en met een schoot die siddert
als een roos van vuur?


Uit Granit og Dugg, 1938

Omslag dichtbundel Granit og Dugg / Bodil Bech










Bodil Bech

portret bodil bech, tekening door willem m ouwerkerk

IN HET WIJNHUIS

Ach wisten wisten jullie
die ik vaag naar mij zie lachen door de sigarettenmist
dat het arme diep-doorwonde hart van een vrouw
pal voor jullie ogen doodbloedt?
waarom zijn jullie zo blind zo dom?
o, troostrijk is het
me vol te laten lopen met de rode wijn
en de wereld enkel vaag door de bruidssluier van mijn verdoofde brein
                                                                                            [te zien
waarom dat zonderlinge woord bruidssluier?
oh mijn jonge geliefde gaat trouwen
misschien deze nacht al misschien morgennacht
met een mager bloot-armig meisje
dat een helm van zwart haar draagt
over haar jonge giechelende kop geperst
proost beste dood!


Het archaïsche woord wijnhuis refereert met al zijn connotaties aan het bijbelboek Hooglied.

Bodil Bech (1889-1942) was opgeleid tot klassiek pianiste, maar werkte als schrijfster en vertaalster. Ze publiceerde in de periode 1934-41 vijf zeer persoonlijke en voor die tijd expliciete dichtbundels. Haar geheel eigen lyrisch modernisme kreeg goede kritieken maar ze moest soms met haar werk langs de deuren leuren.

'In het wijnhuis' komt uit de bundel Vi der ejer Natten, 1934



Portret auteur naar een tekening van uw vertaler.

Lene Malmstrøm (1953)

portret lene malmstrøm. foto archief auteur

VAST NIKS BIJZONDERS

De patiënt krijgt maar niet over zijn lippen
dat hij vergeten is
wat er gezegd werd bij de zaalronde
ze zullen maar denken
dat hij niet goed wijs is
die vent die hier maar ligt
en alles op een presenteerblaadje krijgt aangereikt
en zich om niks anders dan zichzelf
hoeft te bekommeren
maar ze zeiden iets net voor ze weer gingen
bezigden een woord dat hij niet meer weet
wonderlijke bewoordingen
vast niks bijzonders
maar het was de manier waaróp ze het zeiden
alsof ze er opeens spijt van hadden
alsof er misschien toch nog
iets mis was
alsof het misschien toch nog
wel even zou duren
voor hij uit bed mocht en naar huis
alsof hij zich misschien maar beter kon voorbereiden
op het een of ander
eigenlijk had hij net willen vragen
wat ze bedoelden
toen ze zeiden wat hij nou net niet meer weet
maar toen kon het plotseling niet meer
want hij kwam tot de ontdekking
dat hij helemaal de woorden niet had
die hij nodig had
en zij hebben wel wat anders te doen
dan daar de hele dag
op hem te staan wachten
dus hij lachte ze maar een beetje toe
en deed alsof er helemaal niks was
wat hij niet meer wist
alsof er daar ergens op zaal
helemaal geen woord rondfladderde
dat hem maar kwaadaardig aan bleef staren.


Lene Malmstrøm (1953) is dichter en werkt in/publiceert over de gezondheidszorg. 'Vast niks bijzonders' is afkomstig uit de bundel ziekenhuisgedichten Hegn : hospitalsdigte. København, 1978. Zelf schrijft ze erover: "Alle gedichten zijn gebaseerd op wat ik meegemaakt heb bij het dagelijkse werk op verschillende afdelingen in mijn eerste twee jaar als leerling-verpleegkundige." Malmstrøm geeft zeer invoelend het woord aan leerlingen, verplegenden, artsen en patiënten; hun gevoelens en onderlinge machtsverhoudingen. 

Vertaald met vriendelijke toestemming van Lene Malmstrøm. Copyright Dutch translation © 2023 by Willem M. Ouwerkerk 

Hans Vilhelm Kaalund

File:Hans Vilhelm Kaalund by Aksel Hansen - Allégade, 2000 Frederiksberg - Copenhagen -.JPG

DE RATTEN

Zeg rat, jij dief! Hoe flik je ’m dat,
Dat je toch altijd eitjes jat
Brutaalweg uit mijn eierrekje?
Nooit viel er ook maar één kapot...
De rat dacht schalks, met lachend bekje: 
Wacht jij maar tot het donker wordt!

En toen, bij ’t vallen van de nacht,
Gingen de ratten aan de slag:
Een oude rat lag op zijn rug, als sleperswagen;
Zijn poten hield hij stevig om het ei geslagen;
De ratten werkten als een paard en trokken aan zijn steert,
Zo sleepten z’een voor een de eieren weg, het liep gesmeerd.


illustratie door J.T. Lundbye bij De ratten van H.V. Kaalund
Ill. J.T. Lundbye


















Uit Fabler for Børn: et halvhundrede Billeder / tegnede af J.T. Lundbye; til Tekst af H.V. Kaalund. Kjøbenhavn, 1845
Bekijk het hele boek in de eerste uitgave van 1845. 
Wikipedia over HV Kaalund  (1818-1885) - (in het Engels en andere talen.)
 
Klik op ills. om te vergroten.

Photo Kaalund-bust courtesy user: Daderot / Wikimedia Commons / Public Domain, licensed under the Creative Commons CC0 1.0 Universal Public Domain Dedication

3e druk, 1880
11e druk, 1934